1. Trek de stekker uit de printer terwijl deze aan staat.
2. Open de klep voor toegang tot de cartridgewagen.
3. Zoek in het pad van de cartridgewagen (het onderdeel waar de inktpatronen inzitten) naar vuil zoals gekreukt papier of verstopte etiketten, en verwijder deze.
   
4. Schuif de cartridgewagen handmatig naar elke zijde om te controleren of deze vrij kan bewegen. Als de wagen met cartridges is vastgelopen of vastzit aan een kant van de printer, gaat u door met de volgende stappen.
   
5. Sluit de klep van de printer.
6. Steek de stekker weer in het stopcontact zodat de printer weer van netstroom is voorzien. Zie je na het opstarten opnieuw dezelfde foutmelding? Ga dan door naar de volgende stap.

1. Schakel de printer in als dit nog niet is gebeurd.
2. Ga pas verder als de printer volledig is opgestart en geen geluid meer maakt.
3. Koppel het netsnoer los van de achterkant van de printer zonder de printer uit te zetten.
4. Haal het netsnoer uit het stopcontact.
5. Wacht minstens 60 seconden.
6. Steek de stekker weer in het stopcontact.
7. Sluit de voedingskabel (netsnoer) weer aan op de achterkant van de printer.
8. Zet de printer aan als deze niet automatisch inschakelt.
9. Ga pas verder wanneer de printer inactief is en geen geluid meer maakt.

4. Printkop handmatig reinigen

 Verdwijnt de foutmelding niet? Dan is de kans groot dat het een probleem aan de printkop betreft. De printkop is een gevoelig stukje technologie in de printer en zit onder de cartridgehouder.

• Verwijder de cartridges.
• Til de vergrendeling op en haal de printkop uit de printer.
• Controleer de printer op overtollige inkt.
• Maak schoon met een licht vochtige pluisvrije doek en gebruik de bevuilde oppervlakten niet nogmaals.
• Plaats de printkop weer terug, vergrendel en zet de cartridges er weer in.